Deze fase start bij het uitzaaien en duurt tot aan de stengelstrekking. In deze periode worden de opbrengstdragende spruiten/uitstoelingsspruiten gevormd. De opbrengstcomponenten (aantal aren en zaadkorrels per m2) worden aan het einde van deze fase bepaald. De groeisnelheid hangt af van de omgevingsfactoren. Donkere en koele dagen vertragen de groei. Deze fase verloopt bij zomertarwe zeer snel omdat de dagen licht zijn en de temperaturen stijgen.
Uitstoeling en stengelstrekking
Deze fase begint als de eerste knoop zichtbaar is en duurt tot en met de bloei. Dit is een belangrijke groeifase omdat zich bladeren, diepe wortels, vruchtbare bloempjes en de reserves voor de spruiten ontwikkelen, die belangrijk zijn voor de opbrengst. De bladeren zijn volgroeid en kunnen 95% van de zonne-energie opnemen middels fotosynthese. De groei verloopt heel snel en elke dag zijn er voedingsstoffen uit de bodem nodig. Deze fase wordt ook de Grote Groeifase genoemd.
Productie
De productiefase begint na de bloei en duurt tot en met de korrelvulling en afrijping. In deze periode worden de belangrijkste opbrengstcomponenten bepaald, zoals het aantal korrels per m2 en het korrelgewicht. Het vlagblad moet gezond blijven en het stikstofgehalte in het vlagblad moet op peil blijven, omdat het wel tot 70% van de koolhydraten beschikbaar stelt die in de korrel worden opgeslagen.
Met behulp van een door de jaren heen vastgestelde schaal kan de ontwikkeling van de tarwe gedetailleerder worden beschreven. Voor het nemen van teeltbeslissingen wordt normaliter gebruik gemaakt van drie schalen: Zadoks, Feekes en Haun. In de praktijk wordt de schaal van Zadoks het meest gebruikt. Hieronder worden de details van de schaal genoemd.