- weer van de afgelopen weken
- 10-daagse weersverwachting.
- grondsoort
- bodemvruchtbaarheid (org. stof)
- streefwaarden grasproductie en ruw-eiwit
- geplande mestgift
- geplande kunstmestgift
De waarde van gras
Voldoende ruw eiwit
Een hoge voedingswaarde is absoluut noodzakelijk om het beste economische resultaat te halen. Hierbij speelt gras een belangrijke rol.
NMI heeft in 2006 in opdracht van het Productschap Zuivel het adviesmodel ‘RE-gras’ ontwikkeld. Daarmee kan beter gestuurd worden op het realiseren van een gewenst RE-gehalte.
Het is van groot belang om voldoende ruw eiwit uit eigen voedermiddelen, met name via gras, te produceren. Dat is de laatste decennia lastiger geworden, omdat met de gebruiksnormen de N-bemesting van grasland sterk is gedaald. Dat heeft geleid tot een sterke teruggang van het RE-gehalte van gras tot waarden van 140-170 g RE per kg droge stof voor een maaisnede. Dat betekent dat in veel rantsoenen extra voereiwit moet worden aangekocht ten opzichte van het verleden.
De uitdaging voor de veehouder is dus om naast een goede grasopbrengst zoveel mogelijk ruw eiwit in gras te realiseren met de toegestane hoeveelheid stikstof. Dat vraagt vooral in het voorjaar aandacht voor een goede timing van de minerale bemesting en de meststofkeuze. De focus ligt daarbij op het realiseren van een hoge N-benuting en daarmee op een zo hoog mogelijk RE-gehalte.
Goede start
Graskwaliteit
Het gewenste rendement is natuurlijk niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid gras. Ook de voederwaarde is cruciaal.
- De verteerbaarheid van oud stenggelig gras is beduidend lager dan jong bladrijk gras. Een uitgegroeide oude grassnede verliest voederwaarde en ook de smakelijkheid gaat verloren.
- Het eiwitgehalte hangt af van het groeistadium van het gras. Het eiwitgehalte begint vroeg in de lente op te lopen. De eiwitvorming hangt af van de hoeveelheid stikstof, kali en zwavel in de bodem. Maai niet te laat.
- Het drogestofgehalte kan door natte en droge omstandigheden behoorlijk variëren. Onder natte omstandigheden moeten koeien bijvoorbeeld veel meer gras eten om voldoende energie binnen te krijgen. Ingekuild gras bevat bij voorkeur 40 tot 45% droge stof. Een te hoog drogestofgehalte zorgt voor een broeigevoeliger product. Een te laag gehalte kan zorgen voor een lagere voedingswaarde of zelfs boterzuur, wat kan leiden tot korting op het melkgeld.
- De smakelijkheid hangt af van het suikergehalte. Dit is minimaal 40 g per kg droge stof voor een goede conservering. Een zeer laag suikerniveau in de voordroogkuil heeft effect op het inkuilproces; rotting kan optreden wanneer er niet voldoende zuurstof is weggevangen. Een te hoog suikergehalte kan leiden tot gezondheidsproblemen bij het vee.
- Sommige spoorelementen zijn van belang voor de groei van het gras. Andere elementen zijn van belang voor de gezondheid van het vee. Grazend vee, dat niet intensief binnen wordt bijgevoerd, heeft een andere behoefte dan vee dat opgestald staat. Zo is selenium belangrijk voor zaken die spelen rond vruchtbaarheid en zorgt natrium voor meer smaak aan het gras.
- Een nitraatconcentratie van 0,05% in het gras stabiliseert de melkzuurontwikkeling, onderdrukt de vorming van boterzuur en verbetert de kwaliteit van de kuil.
- Zand heeft een negatieve invloed op de vertering en het inkuilproces. Maximaal 10% van de droge stof mag bestaan uit anorganische bestanddelen. Controleer bij een hoog ruwasgehalte (>100) de maaihoogte en de instellingen van de hooimachines. Controleer ook of er molshopen zijn. Verhoog in dat geval de maaihoogte naar 10 cm en oogst eventueel iets droger zodat het zand op het veld achter blijft en niet aan het gras kleeft.
- Natrium is geen belangrijke voedingsstof voor gras, maar het verhoogt wél de smakelijkheid en de mangaanopname door het vee.
Temperatuursom
Van oudsher wordt de temperatuursom gebruikt om de start van het strooiseizoen te bepalen. In opdracht van productschap voor Zuivel heeft het NMI een uitgebreidere adviesbasis ontwikkeld wat meer rekening houdt met opbrengst en voederwaarde. Hiervoor is een app in ontwikkeling. Met deze GrassN app kunt u uw minerale meststoffen optimaal inzetten.
Te vroeg strooien gaat ten koste van het ruw-ewitgehalte en verhoogt de kans op N-verliezen. Te laat strooien kost opbrengst. Uitgaande van de door u opgegeven streefwaarden voor op-brengst en ruw-eiwit, wordt het optimale strooimoment bepaald. Zo kunt u beter sturen op een zo hoog mogelijke N-benutting. Aan de basis liggen 25 jaar bemestingsproeven op diverse locaties en grond-soorten op basis van T-som.
De app houdt rekening met: